De edelen in het kasteel genoten van een rijke tafel. Zij aten onder meer wild, vlees, vis, zuivel en kaas, verse groenten en vruchten die soms uit Zuid-Europa werden aangevoerd. Hun eten werd bereid met kruiden uit de moestuin en exotische specerijen, zoals peper, kaneel en kardemom. Op feestelijke banketten werden gangen met luxe gerechten geserveerd.
De jacht was een prestigieus onderdeel van het kasteelleven. Jagen was een privilege dat uitsluitend was voorbehouden aan de adel. Stropers werden dus streng bestraft. Praktisch gezien leverde de jacht natuurlijk ook vers vlees voor de tafel van de hofhouding op. Hoewel er gejaagd werd op verschillende dieren, waren het everzwijn en het edelhert de meest gewilde dieren.
Bij het eten werden alcoholische dranken geserveerd, onder andere omdat het water niet altijd betrouwbaar was. Bier, wijn, gekruide warme wijn en mede waren favoriet, maar ook het sap van verschillende vruchten werd graag gedronken.
Menu van de armen
De horigen en de soldaten moesten het echter met veel minder stellen. Zij aten roggebrood, erwten en gezout vlees. Eén van de meest gegeten gerechten was “potage”, een dikke soep of stoofpot die urenlang in een ketel stond te pruttelen. Daarin werden min of meer alle beschikbare groenten en andere ingrediënten verwerkt.